Bakkerij van Duin

Als men iets heel hard nodig heeft, wordt wel gezegd dat dit of dat ‘broodnodig is’. Brood staat in dit gezegde voor iets wat noodzakelijk is om goed te kunnen functioneren, zoals inderdaad brood maar ook allerlei andere materiële-en immateriële zaken. Tot in de jaren ’60 konden de Terbreggenaren voor hun dagelijkse en wekelijkse boodschappen terecht in winkels binnen de grenzen van ons buurtschap. Sterker nog, men hoefde daarvoor veelal de deur niet uit. Immers de melkman en de bakker kwamen dagelijks langs, de groenteman wekelijks enz. Met dat bezorgwerk konden schooljongens soms wat verdienen, al was het maar in de vorm van een broodje. Voor andere levensmiddelen die nu bij de supermarkt worden gekocht, werd wekelijks een bestellingenboekje bezorgd en weer opgehaald en de spullen werden eind van de week keurig aan huis afgeleverd.

In Terbregge waren meerdere bakkers actief en bij veel gezinnen kwamen er meerdere aan de deur. Zo waren er de bakkers Van der Valk, Mulder, Touw, Lans en Van Duijn. De meesten produceerden hun waren niet in Terbregge. Voor zover bekend zijn er in Terbregge twee bakkerijen geweest namelijk die van Lans aan de Linker Rottekade en van Van Duijn aan wat nu de Terbregse Rechter Rottekade is.

In dit artikel richten wij ons op bakkerij Van Duijn, omdat die tot in de jaren ’60 heeft bestaan. Mevrouw Co Bots-van Duijn was bereid ons één en ander te vertellen over de geschiedenis van het bedrijf van haar ouders.

familie van Duijn voor hun winkel

De bakkerij werd in 1920 ingericht door Adriaan van Duijn in een voormalige wagenmakerij. Achter de bakkerij waren ook andere schuren voor onder andere paard en wagen en er werden ook varkens gehouden die goed waren voor de consumptie van overgebleven brood. Adrianus en z’n vrouw waren beiden afkomstig uit een bakkersfamilie: Van Duijn uit Bergschenhoek en Brevet uit Hillegersberg. Zij vestigden zich eerst als bakker aan de Rotte, daar waar later bakker Touw z’n nering had en vertrokken daarna naar Terbregge. Het gezin Van Duijn kreeg 2 zonen en 5 dochters. Dochter Co, thans 92 jaar, was één van de jongeren uit het gezin. Alle gezinsleden werkten kortere of langere tijd in de bakkerij en er waren meerdere werknemers in dienst, de heer T. Lam ruim 40 jaar.

Elke dag moest vers brood in de schappen liggen en bezorgd worden, dus dat betekende vroeg beginnen. De wetgeving uit 1919 bood enige bescherming tegen nachtelijke arbeid omdat vers brood pas na 10.00 uur verkocht mocht worden en de werkzaamheden pas om 5.00 uur mochten  aanvangen. Het eerste werk bestond uit het maken en kneden van deeg, het afwegen en in bakblikken doen, laten rijzen en bakken van ca. 60 broden per ovenvulling.

De benodigde ingrediënten moesten koel worden bewaard. Dit gebeurde in met ijsstaven gekoelde ruimten. Jarenlang was dit allemaal handwerk, pas later werd een groot deel van het werk machinaal uitgevoerd. Verpakt en gesneden brood was er in die tijd nog niet. Er werd alleen wit- en tarwebrood gebakken en ook de grotere zgn. 4-ponders. De ovens werden gestookt met briketten en reeds de vorige avond aangestoken. Onderwijl werd banket gesneden om later te kunnen bakken etc.

De vervaardigde producten werden niet alleen in de winkel aan de man gebracht, maar werden ook aan huis bezorgd. Dat gebeurde lang met paard en wagen binnen het uitgebreide buitengebied van Terbregge. Later waren er ook bakfietsen en carriers. Alle medewerkers, behalve genoemde heer Lam werden ook voor dat bezorgwerk ingezet.

Tijdens en ook nog na de oorlog was er schaarste aan voedsel en het brood ging op de bon. Aan de bevolking werden bonnen toegekend, deels bestemd voor het kopen van brood. Die bonnen moesten bij de bakker worden ingeleverd bij de aankoop van brood. Vervolgens plakte die de bonnen op speciale lijsten die ingeleverd moesten worden op een distributiekantoor aan de Ringdijk. De bakker kon daarna, afhankelijk van de beschikbaarheid meel halen bij de firma Treurniet te Berkel (tarwemeel) of bij Koot aan de Oostmaaslaan (bloem). Veel extra werk dus.

De heer J. Scheigrond, een schoonzoon van de heer Van Duijn, nam in de jaren ’50 de bakkerij over. Toen deze er vanwege zijn gezondheid mee moest stoppen, nam een werknemer, de heer L. Zeelenberg de zaak over tot in de jaren ’60 het bedrijf werd beëindigd.