Speeltuinvereniging Terbregge

De Vereniging Terbregge’s Belang, opgericht in 1918 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 19 oktober 1920 schreef op 30 mei 1920 de volgende brief aan bet college van Burgemeester en Wethouders van de toen nog zelfstandige gemeente Hillegersberg (deze zou in 1941 door Rotterdam worden geannexeerd):
“Op de laatst gehouden Ledenvergadering van de Vereniging Terbregge’s Belang kwam ter sprake de urgente kwestie betreffende een speelgelegenheid voor de Jeugd. Reeds lang is de behoefte aan een dergelijke gelegenheid gevoeld. Door de steeds meer intensieve bebouwing en de daarbij meer en meer volledige afsluiting van voorheen open terreinen, wordt het voor de jeugd steeds moeilijker een geschikte plaats te vinden, waar ze zonder levensgevaar kunnen vertoeven. De straat toch is wel de minst geschikte plaats, vooral met het drukke verkeer van heden. En waar het vraagstuk betreffende de aanleg van sportterreinen e.a. door het Gemeentebestuur in ernstige studie is genomen, komen we tot U met het beleefd verzoek ook Uw aandacht te schenken aan ons verzoek. Onze verlangens gaan niet uit naar een grootsch opgezet sportterrein, maar naar een eenvoudige speelgelegenheid voor de schoolgaande jeugd, zoowel voor de Lagere Scholen als de Bewaarscholen. De rijpere jeugd vindt elders voldoende gelegenheid.”

Het heeft toch nog tot enkele jaren na de oorlog geduurd, eer dit punt wederom aandacht kreeg in de vergaderingen van Terbregge’s Belang. Op 29 september 1949 vond in de Openbare School aan de Ommoordseweg 1 een eerste bijeenkomst plaats van de Studiecommissie voor de Vrijetijdsbesteding van de Jeugd. Op deze vergadering zou de oprichting van een speeltuinvereniging onderwerp van gesprek zijn. Een en ander resulteerde in de oprichting van de speeltuinvereniging Terbregge’s Belang. Een bijeenkomst vond plaats in de Prins Alexanderschool.
Nadat de eerste plannen waren gestuit op financiële bezwaren, besloten andere inwoners uit de Terbregse gemeenschap het probleem toch weer aan te pakken, een poging die door Terbregge’s Belang van harte werd gesteund. De heer Beckmann is de initiatiefnemer van deze tweede poging en merkt op, dat de “…vrije tijd van de jeugd goed besteed moet worden. Niet langer bij de brug of voetballen in de Dorpsstraat, maar handenarbeid, speeltuinwerk, sport en spel onder goede leiding.”

Er waren voor deze bijeenkomst al enige voorbereidingen getroffen. Zo was al een voorlopig bestuur van de speeltuinverenging gevormd en had men mejuffrouw Goudriaan uitgenodigd. Zij was hoofdbestuurslid van de Nederlandse Unie van Speeltuin Organisaties. Deze organisatie, de NUSO bestaat nu nog en vierde in november 1991 haar zestigjarig bestaan. Mejuffrouw Goudriaan was ook bestuurslid van de Rotterdamse Speeltuin Centrale. Zij vertelde iets over de geschiedenis van het speeltuinwerk en over de werking van een speeltuinorganisatie.

“Allereerst hebben wij nodig mensen die bereid zijn om iets voor de jeugd te doen. En die hebben wij hier. Zowel ouderen als jongeren kunnen meehelpen. Reeds aan het begin van deze eeuw werd dit werk begonnen met de oprichting van de Oosterspeeltuin in Amsterdam door de heer U.J. Klaren. Daarvoor waren er ook al speeltuinen, maar die waren niet door de vaders en moeders opgebouwd, en alleen als beloning voor zoete kindertjes bestemd. Wie er het meest behoefte aan hadden, de beweeglijke, drukke kinderen werden dus uitgesloten. De bedoeling was goed, maar het pedagogisch inzicht verkeerd. Klaren voelde het beter aan. Het is mogelijk dat door iedereen meegewerkt wordt: Bouw, toezicht, spelletjes, winterwerk, handenarbeid, zang spel, sport, kleuterwerk, wandelen, natuur. Ieder kan hier naar eigen kunnen uit kiezen.

Voor spelleider en volksdansen zijn er cursussen, georganiseerd door de Rotterdamse Speeltuin Centrale. Deze cursussen verschaffen op zichzelf al de deelnemers, ook oudere, veel vreugde. Trouwens alles wat u doet voor de jeugd geeft voldoening. Ook voor kinderen van anderen. Ieder doet waar hij aanleg voor heeft. Hoe meer mensen meewerken, hoe beter. Niet het bestuur, maar de wijk moet het werk doen.